Documentatie

tvbrussel | Gatz: 'Tijd is rijp voor culturele samenwerking'

Bij tvbrussel ging Vlaams minister Sven Gatz in gesprek met Gui Polspoel. Hij had het onder meer over de samenwerking tussen de Vlaamse Gemeenschap en de VGC, over de samenwerking tussen de Vlaamse Gemeenschap en de Franse Gemeenschap en over de halvering van het Brusselfonds. Daarnaast ging het gesprek ook onder andere over de situatie van het Brussels onderwijs en de Vlaams-Brusselse Media.
Het volledige gesprek kan je hier bekijken >>>



Hieronder een aantal fragmenten uit het interview.

Over de samenwerking met de VGC:
Vroeger was mijn functie eigenlijk een dubbelop-functie: een eigen beleidje voeren, bovenop wat de Vlaamse Gemeenschapscommissie al deed. [...] We proberen nu in elk geval te zien hoe we dingen beter op mekaar kunnen afstemmen. Dat zou toch moeten kunnen.

Over het voorstel van de VGC om het Brusselse cultuurbeleid te verschuiven naar het gewest:
Ik heb dat ook [in de media] gelezen. Ik had ondertussen de nota van Pascal Smet en van de VGC die te plaatsen is in hoe steden en gemeenten - in dit geval de VGC - hun visie zien rond het lokale kunstenbeleid in Brussel binnen de hervorming van het kunstendecreet in Vlaanderen. Ik heb [dat voorstel] daar niet in gelezen. Met andere woorden: ik vond het een zeer goede, voldragen nota. We hebben daar maandag nog over samengezeten. In feite sluit het Vlaams-Brusselse accent heel goed aan op wat wij willen doen vanuit Vlaanderen in Brussel. Vanuit het kikvorsperspectief van de VGC: meer Brussel. En vanuit het panoramisch vogelperspectief van Vlaanderen: meer Vlaanderen. Uiteindelijk raken die dingen mekaar toch altijd opnieuw. Ik zie geen tegenstellingen, ik zie complementariteit.

Over het samenwerkingsakkoord met de Franse Gemeenschap:
Je hebt enerzijds het samenwerkingsakkoord van Vlaanderen met de Franse Gemeenschap, waar ik met mevrouw Milquet aan tafel zit en waar we nog altijd aan het kijken zijn hoe we dat het best operationeel kunnen maken. We hebben enkele Brusselse plannen die we op tijd en stond zullen ontvouwen. Maar wij mogen natuurlijk het cultureel samenwerkingsakkoord niet tot Brussel beperken. Het gaat tenslotte over het hele grondgebied. Daarom is het nuttig dat mevrouw Milquet en ik het initiatief nemen na een fameuze vergadering in het museum van Elsene met acht ministers die voor een stukje cultuur in Brussel beveogd waren. [...] Wat wij op termijn zouden moeten doen, is kijken: wat bestaat er? Welke belangrijke instellingen van de Franse Gemeenschap heb je hier? Théâtre National om er maar één te noemen. Welke Vlaamse heb je? Het Kaaitheater om maar een ander te noemen. Dan heb je nog een aantal federale instellingen zoals BOZAR. Daarvan zouden we de complementariteit toch ook moeten vergroten. Nu hebben mevrouw Milquet en ik wel degelijk de bedoeling om in de loop van april daarover samen te zitten. Niet alleen over het cultureel samenwerkingsakkoord, maar ook: wat met de Brusselse cultuurkoepel? We moeten natuurlijk wel zien dat we telkens een federaal verlengstuk hebben en een Brussels verlengstuk. We moeten niet altijd onmiddellijk met acht samenkomen. We gaan dat wel nog eens doen: een formele, interministeriële conferentie voor cultuur. [...] die is dertig jaar lang niet samengekomen. [...] Maar die zal nu wél samenkomen met als een van de voornaamste agendapunten: hoe werken we beter samen in Brussel? Het zal wat voeten in de aarde hebben om de resultaten op het terrein te zien, maar iemand moet er op een gegeven moment wel mee beginnen. Je voelt wel dat de tijd er nu rijp voor is.

Over de halvering van het Brusselfonds:
De gemeenschapsministers in de Vlaamse regering [...] hebben steeds nog hun eigen investeringsmiddelen in Brussel. Er wordt dus nog altijd geïnvesteerd in Brussel vanuit de Vlaamse regering. Daarnaast is het ook zo dat binnen het Brusselfonds nog altijd substantiële middelen bestaan. Er zit nog altijd drie miljoen in. Alleen worden die op jaarbasis wel uitgegeven. Het ging over de vrije ruimte, de nieuwe middelen die we hadden. Met de besparingen die we nu hebben, kan ik niet anders dan die twee jaar in de koelkast te zetten. Vanaf '17 moet er weer gesprongen kunnen worden [onder het motto: reculer pour mieux sauter]. Of we onmiddellijk weer op vijf of zes miljoen staan, valt nog te bezien. We staan nu op drie miljoen. Ik wil zeggen: ik heb in mijn portefeuille vijftig miljoen voor heel Brussel. De helft gaat naar de VGC, maar de andere helft zijn middelen die je kan inzetten. Op dat bedrag is drie miljoen belangrijk, maar je moet het ook wel in proportie zien.

Samenwerking